Portret van Raf Dewitte, bezieler van Weba, in Het Laatste Nieuws.

Hij heette Raf Dewitte, maar iedereen kende hem als Arsène Weba, van de meubelketen. Evenknie van Bompi van de Gamma, van Donald Muylle van Dovy keukens. Een strip- figuur, met de blauwe W op zijn geschetste kopje, al 25 jaar in de advertentiekolommen en de spotjes. Raf haatte zijn alter ego én hield ervan, zielsveel: daarin was hij niet anders dan de gemiddelde consument. Hij verzamelde Ikea-potloodjes als waren het scalpels en boerde verdomde goed voor een simpele vlasboer uit West-Vlaanderen.

Santé, mensen. Drinkt er nog een. Zeg, hebt gij recent nog meubels gekocht? En hoe zit uw nieuwe fauteuil? Komen er rap krassen op dat dressoir van bij Ikea? Allez, we bestellen er nog één. Dit rondje is voor mij.» De grote baas van Weba ging zijn leven lang graag op café. Volksmens onder de volksmensen. Intussen deed hij er, op zijn manier, zijn marktonderzoek.

Hij was een straatloper, een rebel. ‘Een contrarie’. Altijd klaar om te doen wat de anderen niet deden, altijd stellig om het tegenovergestelde te zeggen van wat hij dacht, om de mensen uit hun kot te lokken. Hij róók waar zaken te doen waren. Hij vond ze op zijn weg, bestraat met intuïtie, door te kijken, te luisteren, te dúrven.

EENS EEN VLASBOER...

Raf Dewitte was zoon van een vlasboer uit Ooigem, langs de Leie. Zijn moeder stierf toen hij twaalf was, de komst van een stiefmoeder was aanpassen. Zijn oudere broer mocht studeren en werd ‘dus’ priester. Zijn zus trad op haar zestiende in, in een slotklooster. Raf moest vanaf zijn vijftiende met pa mee om het vlas te zwingelen, dat is de vezels uit de omhulsels frullen om er weefbaar materiaal van te maken.

Hij vertelde nog graag, aan zijn 8 kinderen, 26 kleinkinderen en 32 achterkleinkinderen,  hoe hij helemaal met de fiets naar Normandië reed, of naar de Noordoost-polder in Nederland. Om telers uit te zoeken, de opbrengst van hun akkers in te schatten, zonder te weten of het weer gunstig zou zijn dat jaar of rotslecht én een prijs af te spreken nog voor er één pijl vlas uit de grond was geschoten. Dat is risico’s nemen. Hij leerde het ondernemen dáár, op lege velden. Was altijd vlasboer gebleven. Zijn hele huis hing vol, nu nog steeds, met foto’s en schilderijtjes van vlaskapelletjes en vlasschuren.

«Ge wéét toch, Trees», zo waarschuwde iemand nog zijn jonge bruid, hem aangewezen door een andere marchand die nog ‘een proper meiske wist rondlopen’ bij een collega in Wontergem, «dat ne man van ’t vlas zich drie keer in zijn leven rijke boert en drie keer arme als de strate». En jawel: de vlasindustrie stokte begin jaren ’60, met de komst van de synthetische vezel. Raf startte een handel in een nevenproduct: met de peultjes van het vlas leemplaten en later spaanplaten maken. Tot de economische crisis vanaf ’80 de lelijke kop opstak. Een faillissement. Pijnlijk. Het was over en uit met het vlas.

Raf (tweede van rechts) naast zijn vader Aloïs. De opbrengst van akkers inschatten, prijzen afspreken op lege velden: zo leerde hij ondernemen.

Arsène WEBA was bedoeld voor eenmalig gebruik, maar hoe zot marcheerde dát? Raf mopperde maar kon geen neen zeggen tegen succes. En zo werd hij z'n leven lang aangesproken als Arsène.

GLAASJE COGNAC, IEMAND?

Raf was 55 en moest weer een nieuwe stiel bedenken. In ’82 nam hij een meubelzaak over in Deinze, noemde die ‘Meubelen Troef’. Zonen Jan en Dirk stapten mee in. En drie jaar later deed hij het opnieuw, maar veel groter: hij kocht ‘de Weba’, een koophal in een oud fabrieksgebouw aan de rand van Gent— een vroegere coöperatieve van de Vooruit, waar ooit duizenden meisjes aan weefgetouwen zaten en waar toen nog géén tunnel het verkeer makkelijk naartoe leidde, zoals nu. Het pand was gigantisch lek, de duiven vierden er wilde feestjes, de duivendrek vormde een tapijt van een soort die Raf niet wilde verkopen. Een koopje deed hij wel: hij rijfde het pand binnen voor 9 miljoen frank. Maar komáán Raf: wie kan nog meubelen kopen in crisistijd? Raf zei: «‘Een vliegende kraaie vangt meer dan een zittende’.»

De kinderen — en intussen ook de schoonkinderen — moesten mee duivenkarkassen ruimen en ze waren vertrokken. Raf was de eerste die ‘meeneemprijzen’ promootte, letterlijk. Klanten konden zo leveringskosten besparen. Het marcheerde als zot. Rafs kinderen reden verplicht met een stationwagen waar minstens een op- gerold tapijt of een kast in kon, want als alle Weba- bestelwagentjes uitgeleend waren, moesten zij hun eigen auto meegeven. Er kwam een cafetaria middenin de koophal waar je gratis koffie kreeg, ook als je niks kocht. Het leverde de eerste kamperende bejaarden op, een Ikea-fenomeen, avant la lettre. En als Raf goed gezind was - altijd dus - ging hij nog rond met de fles cognac ook. Zes maanden na de overname in Gent verkocht hij daar al meer dan in Deinze. 'Weba' bekte goed, Deinze moest ook die naam krijgen en daarom organiseerde Raf een 'huwelijk' tussen Philomène Troef en Arsène WEBA. Cartoonist Marec die bevriend was met de schoonzoon, tekende de poppetjes. Daar was de mascotte! Bedoeld voor eenmalig gebruik. Maar, hoe zot marcheerde dát? Raf mopperde. Een stripfiguur? Een peetje dat meubelen verkoopt? Maar tegen succes kon hij geen neen zeggen. Arsène overleefde. Bovendien: Raf was weer visionair. «Commerciële tv gaat eraan komen», zei hij, «we moeten tv-reclame maken.» Zo werd Arsène figuur in de spotjes die nog steeds tenen maar toch vooral mondhoeken doen krullen.

NADENKEN IN DE SAUNA

In de sauna sleet Raf uren. Alleen. Trees ging niet mee. Blote mensen, dat was niets voor haar. Maar Raf dacht er na. Of las er al eens een boekje, zoals dat ene, over iets gloednieuws: internet: «Ik kenne daar niets van, maar ik peize dat dat veel gaat veranderen. Zoek het uit», delegeerde hij ook toen weer aan zijn kinderen. Weba werd pionier met een webshop. Om de prijzen nog meer te drukken, zíj waren tenslotte De Colruyt van de meubelsector, trok hij op zijn zestigste in zijn eentje naar China en India, zonder een woord Engels te spreken, om grote loten kasten en tapijten in te kopen. De enige plek waar ze hem eens niét met Arsène aanspraken. Want hier in België is hij er nooit meer aan ontkomen. Aan klanten die binnenstapten en eisten

«Arsène Weba zelf te spreken». Aan cafémaatjes, verre vrienden en nobele onbekenden die hem op de rug slaand in het oor bulderden: «Dag Arsène». Dan knipperde hij eens met zijn ogen en zweeg. En glunderde. Het drááide toch maar, zijn voormalige duiventil.

Raf opende op zijn 73ste nog een Weba in de regio Bergen. In hartje Borinage. De Borains dachten dat de Vlamingen met hen kwamen lachen. Mais enfin! Dat Onslow-achtige figuurtje uit de spotjes, moest dat hén uitbeelden misschien? Maar net zoveel Walen vonden — en vinden — Arsène grappig. De zaken gingen alsmaar beter, de opbrengsten stegen. Maar geld was niet om grote sier mee te maken, vond Raf. Het diende om... weer in de zaak te steken. Merci, antwoordde Arsène. Maar toen was er het onheilsbericht: de verschrikkelijke reus Ikea kwam naar Gent. De kinderen waren gealarmeerd, Trees was het. En Raf in feite óók, maar dát zouden we nog wel eens zien, of zijn blauwe gekuifde het zou moeten afleggen tegen die knalgele reuzenkanarie uit Zweden. Een wereldspeler. Hij begon een radicale opsmuk van het huis van Arsène. Raf zelf — 83 intussen — stond met een drilboor een stuk poutrel van gewapend beton weg te schieten, tot wanhoop van de architect. «Die balk is zo dik, die kan best wat dunner», brulde hij boven het lawaai uit.

Risico’s nemen, hij deed het ook heel plastisch. Een half jaar vóór de Zweden zouden openen, waren ze klaar. Burgemeester Termont knipte het lint bij de heropening, het was Rafs ‘jour de gloire’. En bovenal: de executie van Arsène bleef uit. De verkoop ging... omhoog. Raf, zelfgenoegzaam rondwandelend in zijn winkelparadijs, zei: «Ik heb er wéér drie gevonden». Tot in zijn laatste weken was het zijn sport en zijn grootste genoegen de Ikea-potloodjes op te rapen die hij her en der vond in zijn toonzalen, van afgedwaalde klanten. Die houtjes waren de schoonste trofeeën ter wereld voor Raf, hij liet ze telkens met een grote smile verdwijnen in zijn borstzakje. Hij zegevierde, hij: de Ingvar Kamprad van Vlaanderen — zo heette de stichter van Ikea. Weba is vandaag de tweede grootste meubelketen van België, na Ikea, en draait een jaaromzet van ongeveer 100 miljoen euro.

VADERTJE NACHTEGAAL

Raf was vaak weg van huis. Hoe kon het anders. Toen de gasten nog klein waren, en hij ’s nachts thuiskwam van weer een buitenlandse inkoopreis, zette hij zich achter de buffetpiano in de woonkamer en speelde ‘O Nachtegaal’ nét iets te luid zodat iedereen tenminste hóórde dat hij thuis was, en dan hoopte hij dat er misschien wel eentje op kindervoetjes naar beneden kwam getrippeld om hem, vermoeide kostwinner, een nachtkus te geven. Later ging hij op café om zijn pintje te drinken, maar ook om de lieven van zijn kinderen te gaan checken. «Zeg eens, die en die familie, is dat van een gezonde struik?» Toen na vier dochters eindelijk een eerste zoon geboren werd, hing hij de vlag uit. Maar later was hij des te fierder op zijn dochters. Lieve, afgestudeerd aan het sportkot maar — zoals zo veel jongeren — door de crisis zonder job, richtte de winkel in Gent mee op. En voor zijn zus in het slot-klooster verzette hij hemel en aarde, zodat zij op haar veertigste alsnog een verpleegstersopleiding kon volgen en het leven 'buiten' kon ervaren.

Ze trad later opnieuw in, maar zo had ze alsnog een bewuste keuze kunnen maken. Ook dat was Raf, de doorzetter, de niet aflatende — deze keer voor het heil van zijn familie.

Trees overleed, tien jaar geleden. Raf werd iets minder Arsène, iets minder vrolijke Frans. Maar hij was nog gelukkig, met de uitgebreide clan-De- witte, met de zaak die maar bleef gaan. Hij kwam nog steeds in de Weba. Zijn koffietje drinken, af en toe een advies declamerend. Op zijn rollator in het rusthuis, waar hij kort verbleef voor hij stilletjes het licht uitdeed, kleefde een sticker van het ventje met de blauwe W op zijn geschetste kopje. Op zijn leestafel zoals altijd de laatste folder.

Bron

Artikel HLN portret van Raf Dewitte